Verslag Karin van Pinxteren, 21/02/2013 (Dutch)
Monter en vol energie stond ik op. Dat was onverwacht er waren toch enkele stevige vragen op het door mij gebruikte idioom geventileerd waar ik op weg naar huis en bij thuiskomst op had doorgekauwd.
Ik dacht terug. Als laatste actie had ik opgeruimd, het werk weer ingepakt en naar de auto gebracht. Daarvoor nagepraat met Anouk, Laurent en Jeroen waarin we onze sessies bespraken (Jeroen was ook dezelfde avond aan de beurt geweest en Laurent twee weken eerder) en hoe we in het kunstenaarschap staan. Ik moest enkele malen verdedigen dat ik een beperkt ruimtelijk idioom had, dat ervaar ik zo helemaal niet. Voor mij is het rijk, vol mogelijkheden, dimensionaal, ik voel hierin geen beperking. De geometrie roept wel vaker weerstand op, maar ik vind het niet armer of rijker dan bijvoorbeeld het toepassen van een bepaalde schildertechniek. Het is de stelligheid denk ik die de weerstand oproept, dat vind ik juist lekker, daarin voel ik vrijheid. Of ik nooit zin had om eens iets geks te doen? Bijvoorbeeld een playboy afbeelding te ministekken? Ik moest ontzettend hard lachen, alsof ik tijd over heb. Nee, daar heb ik geen behoefte aan en in mijn hoofd is het al vreemd genoeg.
Ik was verbaasd en aangenaam verrast dat het werk goed werd gelezen. De argumenten en interpretaties bouwden zich gedurende een uur op. Ik kon er niets aan toevoegen. Na de vraag of ik me wilde mengen in het gesprek heb ik de werken toegelicht, dat had niet gehoeven en deed afbreuk. Ik begin steeds beter te begrijpen dat sommige kunstenaars hun werk niet toelichten, ik denk dat ik dat ook minder ga doen. Omdat het voortkomt uit eigen ervaringen wordt het snel te persoonlijk en neemt het ruimte weg bij de kijker. Niet geoefende beschouwers vinden het meestal prettig, voor kunstenaars en curatoren, merkte ik nu, hoeft het niet.
Geheel onverwacht was voor mij de relatie naar de Romantiek toen Caspar David Friedrich te berde werd gebracht. Mijn personage is alleen niet anoniem maar meer bepaald, er werd geopperd dat daar het pad van de romantiek weer werd verlaten. De introductie van de rugfiguur vond ik interessant, het meekijken over de schouder, het is ook een beeld wat ikzelf vaker gebruik om mijn identiteit weg te nemen, ruimte te geven aan de beschouwer en omdat ik denk dat mijn vragen niet uniek maar ook van anderen zijn. De Romantiek had ik nog nooit aan mijn werk gekoppeld maar het is zo vreemd nog niet. De subjectieve ervaring is een begrip waar ik vaak over nadenk. Maar daarnaast ook over de inwisselbaarheid van de mens en het absolute gegeven van het bewegen over een gestolde korst, ergens in een koud universum in een afhankelijke niet zelfgekozen massa met een permanente warmte van 37 graden vol emotie, intuïtie en verbeelding. En het je moeten verhouden tot de ander door middel van communicatie, overdracht en uitwisseling. Kunnen we eigenlijk wel communiceren? Het blijven allemaal pogingen. We denken dat we dezelfde taal spreken maar dat is niet zo. Aan de basis van eenieder ligt een complexe opbouw van indrukken, ervaringen en interpretaties. Ergens raakt het elkaar wel maar we praten voor het grootste gedeelte langs elkaar heen. Misschien probeer ik daarom de ruis weg te nemen en worden de werken zo ‘streng’ zoals werd geopperd, zelf noem ik het liever helder. Bijzonder te ervaren dat het goed werd geïnterpreteerd, je zou daaruit kunnen concluderen dat het werkt.
Bij de vraag ‘Roept het werk ander werk op’ werd naar Joseph Kosuth verwezen. In Kosuth heb ik me nog nooit verdiept of een link naar gelegd, ik kon daarover ook niets zeggen. Intussen heb ik me een boek aangeschaft (Eine Grammatische Bemerkung) / (A Grammatical Remark). Ik lees dat Kosuth begonnen is als vormgever. Dat is bij mij eender; eerst grafische vormgeving, daarna architectonische vormgeving en daarna beeldende kunst. Uit de vormgeving komt het gebruik van geometrie en tekst voort, het vormgeven van de tweede en derde dimensie, het modelleren van een vraag. Het werk van Kosuth ken ik nog niet goed genoeg om er iets over te zeggen. Het wezen der dingen zoals bij Kosuth is niet zozeer mijn terrein maar het wezen van de mens is mijn terrein, dat is het verschil wat me in eerste instantie opvalt. Het is boeiend en ik ga me inlezen.
Het bevreemde enkelen dat ik me niet verbonden voelde of verdiepte in bijvoorbeeld Donald Judd in relatie tot mijn idioom, maar daar mis ik een emotionele laag die ik daarentegen wel vindt bij Thierry de Cordier, William Kentridge of Arnold Schönberg, om er drie te noemen. Didier Vermeiren popte ineens op bij me tijdens het gesprek, dat vond ik in het verleden erg boeiend maar ben het uit het oog verloren. Ik ga het weer eens opzoeken.
Op de vraag ‘Wat maakt het werk hedendaags’ werd het antwoord gevonden in de combinatie van conceptueel werk met een persoonlijke / sensitieve laag. Dat is zoals ik het zelf ook omschrijf.
Ik was in het geheel niet zenuwachtig, dat verbaasde me zeer. Het is toch behoorlijk rauw als je werk door tien collega’s besproken wordt en je niets mag zeggen en toelichten maar heb het met veel interesse aangehoord en over me heen laten komen.
De opmerking die ik soms te horen krijg dat mijn werk gesloten is, wat ik totaal niet deel, wat ik ook nooit begrijp, is bij deze zonder inbreng van mijn persoon, maar geheel door het werk zelf, totaal onderuit geschoffeld. Het werd unaniem door de groep gelezen. Dat was de meest bijzondere gebeurtenis op de avond. Mijn dag begon dus uitermate goed na de sessie.
dinsdag 5 maart 2013